Het lot van de kunstenaar
Peter Breedveld
Autobiografie is een populair genre in de alternatieve stripscene, maar het is bijna altijd rotzooi, die de lezer krijgt voorgeschoteld. In plaats van een goed verhaal met een strak plot en interessante personages moeten we het doen met het eindeloze geneuzel van navelstaarderige kwezels die zichzelf eigenlijk te goed vinden voor deze wereld en die ons per se deelgenoot willen maken van die ene keer dat een meisje uit medelijden met ze naar bed is geweest. Allemaal heel beroerd getekend natuurlijk, want goed tekenen is bourgeois.
Maar er zijn goede autobiografische strips. Robert Crumb maakt er fantastische, en onze eigen Ilah mag er ook wezen. Ik denk dat het geheim van een goede autobiografische strip is dat de auteur zijn eigen leven als ruwe grondstof gebruikt in plaats van dat hij letterlijk gaat zitten vertellen wat er gebeurde toen hij op 16 juni 2006 om 23:07 naar de wc ging en ontdekte dat de scheurkalender nog op 29 mei stond. Ilah baseert haar strips op kleine gebeurtenissen in haar eigen leven, gedachten die haar te binnen schieten, faux pas die ze maakt, maar ze vormt ze om tot iets universeels, iets waarin andere mensen zich in kunnen herkennen.
De in Australië woonachtige Schot Eddie Campbell heeft de autobiografische strip in de afgelopen vijfentwintig jaar ontwikkeld tot een ware kunstvorm. Hij begon in de jaren zeventig in Engeland, waar hij op onderkoeld humoristische wijze zijn eigen leven en dat van zijn vrienden in al zijn hilarische lulligheid documenteerde. In de copyshop maakte hij er boekjes van die hij zelf aan de man probeerde te brengen. Sindsdien is hij heel succesvol geworden met de 600 bladzijden dikke graphic novel From Hell (geschreven door Alan Moore), waar een paar jaar geleden een niet zo goede film met Johnnie Depp van is gemaakt.
Minder bekend, maar minstens zo goed als From Hell is zijn serie Bacchus, een soort kruising tussen Metamorphoses en The Sopranos. Hij tekent in een krasserige, rauw-realistische, ingetogen, soms wat onbeholpen tekenstijl die de strips precies de goede sfeer en toon geven. Een meer barokke, gepolijste tekenstijl zou de verhalen zonder meer hartstikke doodslaan.
Intussen is Campbell gewoon doorgegaan met het vastleggen van zijn gezinsleven (hij trouwde met een Australische, verhuisde naar Australië en kreeg kinderen en een hond), aanvankelijk onder de titel Alec, maar later heette de hoofdpersoon gewoon Eddie Campbell. Niets hemelbestormends, gewoon verhalen over een man die het probeert te maken als striptekenaar, door zijn vrouw aan het grasmaaien wordt gezet, zichzelf op een fles dure wijn trakteert, al kan hij het eigenlijk niet betalen en over de rare karakters die zijn leven in en uit lopen. Maar zó goed gedaan – Campbell weet mensen in een paar streken zó goed neer te zetten, dat het onweerstaanbaar is. De verhalen zeggen iets wezenlijks over het bestaan, ze raken je recht in je hart.
Met zijn laatste boek, The fate of the artist, heeft Campbell het autobiografische genre tot een nieuwe hoogte gebracht. Meer dan een autobiografie is het een ingenieuze reconstructie van hoe een autobiografie werkt. Meteen aan het begin van het boek blijkt de hoofdpersoon Eddie Campbell spoorloos te zijn verdwenen. Een detective probeert aan de hand van getuigenverklaringen te achterhalen wat er met hem gebeurd kan zijn. Aan de hand van de verhalen van Campbells vrouw, kinderen en zakenrelaties leren we vervolgens Eddie Campbell kennen. Niet echt natuurlijk. Campbell beschrijft zichzelf zoals hij denkt dat anderen hem zien. In de flaptekst van zijn boek staat: The author will put words in the mouths of those who knew him’. Bovendien tekent hij niet zichzelf, maar laat hij zich spelen door een acteur, een zekere mr. Siegrist, die sprekend op hem lijkt. Pure fictie dus, maar het geeft ook precies de essentie van de autobiografie weer: ze is het product van iemand die ontzettend veel met zichzelf bezig is, maar die met heel veel moeite hoogstens zijn spiegelbeeld weet weer te geven. We krijgen uiteindelijk niet de autobiograaf zelf te zien, maar de rol die hij speelt.
Wie is Eddie Campbell zoals hij denkt dat anderen hem zien? Een rare man, die hoofdstukken uit naslagwerken knipt om ze in andere boeken te plakken, waar ze naar zijn mening beter op hun plaats zijn. Iemand die de boekjes van zijn CD’s omgedraaid in de CD-doosjes steekt, omdat de fabrikant het volgens hem verkeerd doet, en die de beschrijvingen op de zijkant van de hoesjes vervangt door handgeschreven beschrijvingen van hemzelf. Als hij op reis is naar Madrid of Parijs, ligt hij zich in zijn hotelbed zorgen te maken dat vrouw of kinderen de volgorde van zijn CD-verzameling in de war gooien. Eddie Campbell heeft geen vrede met de algemeen aanvaarde definities van woorden en houdt zich aan zijn eigen definities, and fuck everybody else. Het probleem daarbij is, zo observeert zijn dochter, dat, zodra je er je eigen woordenboek op na gaat houden, je langzaam maar zeker het punt bereikt waarop communicatie met je medeluitjes onmogelijk wordt’.
Campbell is voortdurend bezig het universum te herschikken, orde aan te brengen in de chaos om hem heen. Dat is gedoemd om te mislukken want ieders leven, de hele geschiedenis hangt van willekeur aan elkaar. Campbell raakt gefascineerd door het levensverhaal van de componist Johann Schobert , die door de jonge Mozart goed genoeg gevonden werd om te plagiëren. Schobert kwam aan een bizar einde kwam toen hij zichzelf, zijn gezin, drie vrienden en zijn kok vergiftigde met paddestoelen die hij in het bos had geplukt (typisch Campbelliaans is de droge mededeling dat ook de keukenmeid, who downed the leftovers’, het loodje legde. Juist die laatste tragedie blijft in je achterhoofd kriebelen). Een volstrekt zinloze dood, waar Campbell niet over uit kan. Vergeefs probeert hij een reden te vinden voor Schoberts dood, een afgunstige collega of iets dergelijks. We find the randomness of fate intolerable, which is why we have God and conspiracy theories’.
The fate of the artist is een collage van fragmenten in allerlei vormen: stukken proza, strips, een interview in de vorm van een foto-roman, zogenaamd uitgeknipte, vergeelde krantenstrips die op sardonische wijze de teloorgang van een huwelijk schetsen. Het boek eindigt met de verstripping van het kortverhaal Confessions of a Humorist van de schrijver O. Henry, over een humorist die het goed gaat zoalng hij het grappenmaken er gewoon bij blijft doen, maar die in een crisis geraakt zodra hij de kans krijgt om fulltime humorist te worden. De hoofdrol in die verstripping wordt gespeeld door Eddie Campbell (de echte, niet mr. Siegrist).
Wat is het precies, wat Eddie Campbell de lezer probeert te vertellen? Na twee keer lezen ben ik er nog niet helemaal achter. Maar ik probeer het gewoon nóg een keer.
Peter Breedveld is aan vakantie toe.
Algemeen, Peter Breedveld, strips, 18.06.2006 @ 21:53
3 Reacties
op 23 06 2006 at 16:08 schreef Peter Breedveld:
Zeg, ik zit dit toch zeker niet voor de kat z’n kut te schrijven?!
op 23 06 2006 at 21:19 schreef Lagonda:
Nee hoor — ik heb het met plezier gelezen!
op 24 06 2006 at 08:11 schreef Wampie:
Ik ook! En omdat ik dit autobiografische werk niet ken, ga ik er als de sodemieter voor zorgen daar verandering in komt na lezing van je boeiende stuk.